-
1 not get a wink (of sleep)/not sleep a wink
not get a wink (of sleep)/not sleep a winkEnglish-Dutch dictionary > not get a wink (of sleep)/not sleep a wink
-
2 sleepless
adj. slapeloos; die niet slapen kan; geen oog dichtdoen[ slie:pləs] 〈 sleeplessness〉 -
3 wink
n. knipoogje; knippering; het knipperen; oogopslag; richting aangeven met knipperlicht--------v. knipogen; knipperen; glinsteren; aangeven; richting aangeven; zich niets aantrekken van ietswink1[ wingk] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:forty winks • dutje→ nod nod/————————wink21 knipogen♦voorbeelden:♦voorbeelden:
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский